dinsdag 3 april 2012

De kelder van mijn leven - een nieuw huis.

De afgelopen 3 jaren waren heftige jaren, die in het teken stonden van leren omgaan met een angststoornis, therapie en medicijnen.
Om aan anderen uit te leggen hoe het met me ging en wat er gebeurde, gebruikte ik het beeld van een huis.
Het huis van mijn leven.

Mijn huis ziet er zo uit: de kelder is het verleden. Begane grond is mijn leven nu, vandaag en morgen.
De eerste verdieping is de nabije toekomst, de zomervakantie bijvoorbeeld.
De tweede verdieping of de zolder is de toekomst die nog gaat komen, jaren vanaf nu.

Mijn kelder is lange tijd een beangstigende plek geweest.
Je moet het zo voorstellen: in die kelder staan rijen met houten stellingkasten van de Ikea en daarop allemaal glazen potten met deksels en een etiket.
Als ik me herinner hoe het recept voor stoofpeertjes van mijn vader ook alweer was, dan doe ik de deur van de kelder open, ik trek aan het touwtje voor het licht en loop het trapje af, pak de glazen pot met etiket 'stoofpeertjes volgens pap' en pak die herinnering.

In de afgelopen jaren waren er potten die beangstigend en naar waren. Daarop stond een bouwlamp van 1000 watt op gericht.
De pot 'angst' was groot met gifgroene stekels eraan en daarnaast stond 'verdriet', een grote pot met blauw prikeldraad erom heen.
Zo'n pot pak je niet zomaar, dat moet voorzichtig, de deksel draai je er niet zomaar af.
Ik kwam ook tot de ontdekking dat er een pot 'boosheid' (rood) was.
Ik heb lange tijd door gebracht in die kelder. Er mocht niemand binnenkomen, alleen Man stond bij het sleutelgat me aan te moedigen.
Ik voelde me intens eenzaam en verdrietig. De aanblik van die potten was zo rot en de wetenschap wat er in die potten zat, beangstigend.

Langzamerhand zijn de potten open gegaan en heb ik bekeken wat erin zat. Er waren goede en veilige mensen die mee mochten de kelder in, me hielpen naar de potten te kijken, ze vast te pakken en toen de tijd daar was, ze voorzichtig open te draaien.
Het zijn goede potten geworden. De gifgroene stekels liggen er nu naast, onder stof en het prikkeldraad ligt op de grond. De bouwlamp mag in de hoek staan en hoeft niet meer zo fel te branden. Een peertje aan het plafond is genoeg.

Nog een mooie ontdekking was, dat er ook potjes stonden met een zilveren deksel, vol warmte en liefde. Ze gloeien zacht en geven licht.
En het waren er veel meer dan ik ooit had gedacht! Sterker nog: ik kon ze in mijn handen nemen en me eraan warmen!

De kelder is niet eng meer. Ik kan nu rustig naar binnen lopen en er een tijdje zijn. Man mag naar binnen kijken en zien wat er is.

Ik moet momenteel weer vaak denken aan dit beeld, nu we een nieuw huis hebben gekocht.
Een huis wat straks nog blanco is en gevuld mag gaan worden met nieuwe herinneringen. Het is spannend en nieuw. Soms beangstigt het me wat het gaat brengen, die ruimtes die nog leeg zijn.
Het huis waarin we nu wonen, heeft veel plekken met potjes, sommige zijn inktzwart en sommige hebben een zilveren deksel. Maar ik ken in elk geval die kamers en die potten.
Maar ik ga ze mee nemen en een plek geven in de kelder van mijn herinnering.
Omdat ik weet dat ik het niet meer alleen hoef te doen, maar anderen me kunnen helpen.

God was er ook. Het bleek dat Hij er altijd was en altijd wist wat er in de potten zat.
Dat was de grootste ontdekking van alles.

Het is een uitdaging om straks de lege kamers te gaan vullen met mooie potten en om de nare potten een plek te geven.
Maar het gaat lukken. Dat weet ik na 3 jaar te hebben door gebracht in de kelder!

dinsdag 27 maart 2012

Mijn moeder.

Mijn moeder heeft dementie. Of zoals we vaak kort door de bocht zeggen: 'ze wordt steeds meer dement'.
Het is een gemene ziekte. Mijn moeder staat voor me, maar het is mijn moeder niet meer.
Ze woont nu in een kamer, met een eigen badkamer en een keukentje. Wat ze er doet, ze weet het niet meer.
Ze begrijpt niets meer van de wereld, alleen maar dat ze hier niet moet zijn en dat ze morgen weer weg gaat.
Elke dag probeert ze weer haar kamer in te pakken, ze rolt de snoeren van de lampen op en doet kopjes in washandjes.
Ik kan niet zien wat er in haar hoofd gebeurt.
Maar ik weet wel dat het zeer doet om haar steeds verder weg te zien drijven in haar eigen hoofd.

Onderstaand gedicht verwoordt het zo mooi......

U bent mijn moeder

Is het vandaag of gistren, vraagt mijn moeder,
bladstil, gewichtloos drijvend op haar witte bed.
Altijd vandaag, zeg ik. Ze glimlacht vaag
en zegt: zijn we in Roden of Den Haag ?
Wat later: kindje ik word veel te oud.
Ik troost haar, dierbare sneeuwwitte astronaut
zo ver al van de aarde weggedreven,
zo moedig uitgestapt en in de ruimte zwevend
zonder bestek en her en der.
Zij zoekt – het is een s.o.s. -
haar herkomst en haar zijn als kind
en niemand niemand, die haar vindt
zoals zij was. Haar franse les
herhaalt zij: van haar 8e jaar:
‘bijou, chou, croup, trou, clou, pou, òu,
die eerste juffrouw, weet je wel
die valse ouwe mademoiselle
hoe heet ze nou. Ik ben zo moe.’

Had ik je maar als kind gekend,
die nu mijn moeder bent

Maria Vasalis

maandag 26 maart 2012

Zondag

Een paar weken geleden leerde ik De kabouterfabriek kennen (www.dekabouterfabriek.nl).
Een verhaal over kabouter Wampus die 's nachts alle moestuintjes langs gaat om onkruid te wieden en water te geven.
Voor zoon en dochter bestelde ik zo'n leuk pakket, vol met zaadjes van groentes en een grappig boekje erbij.

Die zaadjes moeten natuurlijk in de grond en bewaterd worden. En dat deden we zondagmiddag.
Eerst de zakjes opvouwen en potgrond erin.
Man vond dat nogal een klus......

Het was heerlijk in het zonnetje!
Als slot moesten er natuurlijk kaartjes bij met de datum, anders weten we straks niet meer wat we gezaaid hebben!

Als klapper op de vuurpijl bakte Man een appeltaart. Wat een heerlijke zondag. Wat een rustdag.

donderdag 22 maart 2012

Voor de gek houden

En zo kwam ik gisteravond weer bij een cliënt om zijn ogen te druppelen en om even de afwas te doen.Een man met de nodige humor.
Toen ik net begon met werken, drukte hij me een boekje in mijn handen met de vraag of ik een stukje wilde lezen.Met verbijstering keek ik naar de woorden en herkende vrijwel niets, maar aangezien de collega die me inwerkte, zich stil hield, dacht ik dat het een part of the job was.
Blozend moest ik erkennen dat het me niet lukte. Hij had er lol in, want het bleek geschreven te zijn in de Friese taal.
(ja voor speciaal voor de piepeltjes uit Friesland schrijf ik hier: taal, dialect schijn je niet te mogen zeggen...).

Gisteravond kwam ik weer bij hem. Na de gebruikelijke karweitjes zei hij dat hij nog 1 vraagje had.
Zijn ogen begonnen te glimmen en hij zei: 'heeft u al eens uit mijn boekje voor gelezen?'.
Ha! Maar dit keer kon hij me niet in de maling nemen en met een stalen gezicht zei ik: 'oh u bedoelt dat boekje in het Fries?'.
Een beetje teleurgesteld zei hij: 'hé jammer, heb je dat al een keer gelezen? Ik vergeet steeds aan wie ik het gevraagd heb! Laatst was er namelijk iemand die dacht dat het Latijns was, nou dat is wel een beetje te hoog gegrepen hoor'.
Ik kreeg er nu echt lol in en zei: 'weet u wat, de volgende keer dan zeg ik gewoon niets en dan probeer ik het nog een keer voor te lezen'.
Hij begon te grinniken: 'ja dat lijkt me leuk en dan kijken we wat je ervan bakt'.

En zo hebben we samen een lolletje in het vooruitzicht. Ik, omdat ik weet dat ik hem in de maling ga nemen.
Hij, omdat hij weet dat hij dit gaat vergeten, maar straks, als de grap uitkomt, hij het weer zal herinneren.
En ik heb bewondering voor hem, omdat hij met humor weet om te gaan met zijn beperkte geheugen en de jaren die echt gaan tellen.

donderdag 8 maart 2012

Luikje in je hoofd

In mijn werk kom ik regelmatig oudere mensen tegen die zoals we dat zeggen 'verward'zijn. Zo had ik gisteravond de pieper bij me waar alle alarmen op binnenkomen.
Om 17.30 was ik bij een echtpaar geweest waar ik de controle op inname van medicijnen had gedaan en een stapel wasgoed op gevouwen. Een praatje, een grapje en 20 minuten later verliet ik het appartement.
Een uur later belt meneer. Of er nog iemand langs kwam, want de afspraak was dat er altijd iemand kwam kijken of de medicijnen ingenomen waren.
Ik legde hem uit dat ik geweest was, 'weet u nog, ik heb het wasgoed opgevouwen'. Oh ja. 5 minuten later belt hij weer, er was nog steeds niemand geweest. Ik leg hem weer rustig uit dat ik al was geweest. Hij maakt zijn excuses.

Het fascineert me. Wat gaat het brein rare sprongen doen als je niet meer volledig in de realiteit leeft. Dat je iets gaat vergeten, wat nog recent gebeurd is. Het levert onbegrip op en regelmatig een boze cliënt.
Het blijft zoeken en vertrouwen op intuïtie om met deze mensen om te gaan.

Ik kom het ook tegen bij mijn moeder die dementerend is en bij zoon met klassiek autisme. Prikkels komen verkeerd binnen, een woord levert een vreemde associatie op en regelmatig een explosie van emoties.

Wat zou het soms fijn zijn als we een luikje in ons hoofd hadden, zodat we dan naar binnen konden kijken bij de ander. Wat gaat er mis als ik iets zeg of doe. Hoe zou je boosheid en verdriet kunnen voorkomen?
En ik vraag me dan in het verlengde af of onze maatschappij er dan anders uit zou zien.....

zaterdag 3 maart 2012

Zo oud worden! (2)

Mijn laatste stop voor vanavond: een cliënte met erachter de tijdsaanduiding: 15 minuten. Uit ervaring weet ik inmiddels dat het betekent helpen met omkleden. Zo gaat dat in de zorg tegenwoordig, alles wordt in tijd uitgedrukt. Steunkousen uitdoen is 5 of 10 minuten, insuline spuiten is 10 minuten en iemand helpen met wassen en aankleden is 20 minuten.

Ik ben bij deze mevrouw al eerder geweest en heb toen dat heerlijke verhaal gehoord.
Ze was alleen en hij was naast haar komen wonen. Hij was weduwnaar nadat hij jaren lang voor zijn zieke vrouw had gezorgd.
En nu waren ze verliefd geworden op elkaar. Maar ze wonen niet bij elkaar, nee: ze LATten heel modern.
Ja, ook als buren kun je een LAT relatie hebben! Bij hen betekent dat: 14 dagen slapen bij haar, 14 dagen slapen bij hem. Overdag zijn ze dan ook bij elkaar.

Ik kom vanavond weer bij haar om te helpen met omkleden en ze zegt: 'nog 2 nachten en dan slapen we weer hiernaast' en we trekken ondertussen het kleed van het bed.
Dan vervolgt ze: 'ze vragen weleens waarom we niet gaan trouwen en bij elkaar wonen, maar dan moeten we al onze dierbare spullen uitzoeken en spullen weg doen en dat willen we allebei niet. Maar we gaan ook niet meer trouwen, ze zeggen wel dat ik nog 20 jaar mee kan, maar daar geloof ik niets van'.

Terug in de huiskamer gaan ze weer bij elkaar zitten, hij nipt aan zijn Beerenburger.
Ze hebben het duidelijk goed samen. Ik hoop zo dat ze ongelijk heeft. Voor hem, voor haar, maar vooral omdat deze twee mensen elkaar in de herfst van hun leven hebben gevonden.

Monstera In The Saddle