'En weet je waar ik ook zo boos om ben? Ik heb het aan niemand verteld, ik vertel het alleen aan jou.
Toen mijn man dood ging, hebben ze me niets verteld! Ik weet niet eens of ze hem hebben begraven of gecremeerd, dus ik kan het niet eens opzoeken.
Ik begrijp er niets van, ik snap wel dat ze het me niet meteen verteld hebben, maar een dag later ofzo, dat had toch wel gekund?'
Stilte
'Weet je, we hebben samen afgesproken dat we ons zouden laten cremeren, zijn as heb ik hier staan. En als ik dood ga, dan wil ik ook gecremeerd worden en dan moeten ze onze as samen verstrooien.
We hebben toch geen kinderen, dus wie zorgt er dan voor ons graf?
Maar dat ze me niet verteld hebben dat hij dood was, ik weet niet eens of hij begraven of gecremeerd is...'
Ik slik.
Vraag voorzichtig: 'maar u zegt dat u het as van uw man hier hebt, dan is hij toch gecremeerd?'.
Ze kijkt me aan, maar mijn woorden dringen niet door.
Het geheugen is gebombardeerd, overal zitten gaten en die vult ze nu op met verzinsels, met nieuwe waarheden, om toch nog maar wat grip te hebben op de werkelijkheid.
Verontwaardigd gaat ze verder:
'en de directeur hier, die ken ik wel hoor! Binnenkort ga ik hem aanspreken waarom hij me niets verteld heeft. Dat is toch schandalig, waarom heeft hij me toen niet verteld dat mijn man dood was gegaan.
Kijk, misschien was ik er niet voor in de stemming ofzo, maar ze hadden het toch wel kunnen zeggen? Nu weet ik niet eens of hij begraven of gecremeerd is!'.
Ik weet dat dé waarheid, niet meer haar waarheid is.
Het enige wat helpt, is mee gaan in haar verhaal.
'Ik geef u groot gelijk hoor, spreek de directeur maar aan...'.
'Nou dat ga ik doen ook, het is een grote schande. Ik zal het zeggen, niet vandaag of morgen hoor, maar als ik het aan durf'.
Dit is het moment dat ik weer moet gaan. Als ik blijf luisteren, wordt haar verhaal ingewikkelder en grootser. Nu is het goed.
En ik laat haar achter, in haar verontwaardiging en onbegrip. Straks is ze het weer vergeten. Ik hoop het zo.
Zomaar een verhaal uit mijn werk. En ik ben maar een voorbijganger.
Dementie. De gemeenste vijand die er bestaat.
ik ben er wel
zie je?
maar wie ik was
is verdwenen
ik zoek mezelf
maar vind niet meer