We zitten samen in een van de spreekkamers van het gebouw waar de acute psychiatrie zit. Het is 1 van de laatste gesprekken die ik daar zal hebben.
Het team geeft kortdurende zorg, zo'n 6 - 8 weken en dan wordt de zorg overgenomen door een ander team of bij een andere instelling. Therapie of nazorg.
We nemen mijn signaleringsplan door, wat zoveel wil zeggen dat er 4 fases zijn met symptomen oplopend van niets aan de hand tot crisis en wat ik of mijn naasten kunnen doen.
Dat plan zit me niet lekker. We focussen voor mijn gevoel op wat ik niet goed doe. Immers: waar komt anders de angst, de dips en de laatste crisis vandaan.
De tranen schieten in mijn ogen en dat ziet hij. 'Is dit lastig voor je?'.
Ik zoek naar woorden. En dan zeg ik: 'ik vind het moeilijk omdat het me zo confronteert met wat ik blijkbaar niet goed doe'.
Hij kijkt me niet begrijpend aan.
'Als ik weer een dip heb of slechte dagen, dan is de eerste vraag uit mijn omgeving: wat is er gebeurd? Heb je teveel hooi op je vork genomen? Ben je te druk geweest, slaap je slecht?
Dus kennelijk doe ik iets niet goed, want anders zou het niet steeds fout gaan in de afgelopen jaren'.
En dan zit ik echt hard te huilen. Ik ben zo moe. Er lijkt maar geen einde te komen aan het praten, het analyseren.
'Nee!!', zegt hij. 'Nee, dat is echt niet waar. Dat moet je echt niet denken! HET IS NIET JOUW SCHULD', benadrukt hij.
En dan begint hij uit te leggen. Een verhaal wat gaat over de heftige crisis van 7 jaar geleden, over triggers, over trauma, over angst wat nooit minder is geworden. Dat het niets te maken heeft met wat ik doe, maar veel meer met herinneringen aan dat trauma. Over kwetsbaarheid als mens.
Nu ben ik degene die verbijsterd achterin de stoel zakt. Ik heb honderdduizend gedachtes gehad over mijn angsten om weer onderuit te gaan, de angst voor de angst. Geprobeerd erom heen te gaan, niet aan denken of juist wel. Geprobeerd me stoer op te stellen, kwetsbaar, hard door te rennen en niet te denken aan angst, verdringen. Het hielp niet.
Maar ik kon er dus niets aan doen.
Het was niet mijn schuld.
Wanneer ik later in de auto stap en naar huis rij, zingt het door mijn hoofd: het is niet mijn schuld.
Ik ben zo opgelucht, zo opgelucht. Er is een last van me afgevallen, ik hoef niet krampachtig te leven.
2 weken later bevestigt een psychiater zijn uitleg. Het heeft een naam: PTSS.
En daar zijn behandelingen voor.
Er komt echt weer licht aan het einde van deze tunnel.