dinsdag 30 december 2014

De puber en de kapper.

Het was altijd een drama, Zoon en de kapper. Gillen, krijsen, schreeuwen.
Ik bezocht diverse kappers, reed een stad verder, maar niets hielp. Aan zijn hoofd geen polonaise.
Alles veranderde toen Man zijn hoofd ging bewerken met een tondeuse en Zoon zover kreeg dat hij zijn hoofd ook mocht doen.
Niet dat hij het fluitend onderging, maar het was te doen. We kochten een professionele tondeuse bij de kapper en toen werd het nog beter.

Maar niets is zo onveranderlijk als een Zoon en zo meldde hij plots 8 weken geleden dat hij nu een puber was en dat hij zijn haren liet groeien.
Oh.
Dat ging even goed, totdat zijn bos haren enigszins uit model groeiden. Ik pakte er zelf nog eens de tondeuse bij, schoor wat langs zijn oren en nek 'au! je doet het niet goed, dat kan papa veel beter!' en schoot wat uit bij zijn voorhoofd.
Nog een paar weken later werd het een wilde bos a la Floddertje.

'Schat, je moet nu echt naar de kapper, want dit is geen gezicht', sprak ik en hij zei net zo vastbesloten terug dat hij niet naar de kapper ging.
We begonnen met onderhandelen. Dat hij dan naar mijn kapper ging en dat hij dan 3 dagen later mocht.
Deal.

Dinsdag aan het einde van de middag. We togen samen naar de kapper. Ik had haar al ingelicht over Zoon en zijn aversie tegen kappers.
Zoon ging achter me aan naar binnen en ze begroette hem enthousiast. Hij knikte terug.
'Wat wil je met je haren?', vroeg ze. Hij wees naar de zijkanten van zijn hoofd: 'dit moet eraf en een beetje aan de achterkant'.
Ze gaf wat suggesties over die achterkant, maar dat was al teveel informatie. 'Jah', zei hij en zijn ogen dwaalden al af naar zijn mobiel die in zijn hand geklemd zat.
De kapper knipoogde naar me. 'Maak er maar wat van', knipoogde ik terug.

Zoon zweeg vrijwel de gehele tijd in de stoel. Ik probeerde wat opmerkingen, grapjes maar hij sprak niet terug.
'Het kriebelt bij mijn neus', dat kon er nog af.
Zijn haren werden wat opgeschoren aan de zijkanten en achterkant, uitgedund bovenop en vervolgens gewassen.
Terug in de stoel ging er gel in. 'Doe ik thuis ook, met 2 vingers in de pot', zei hij.
Hij keek me aan en ik werd warm van binnen. Wat een mooie kerel, wat een puber, mijn Zoon.
'Wat kijk je me nou aan?', vroeg hij . 'Man, wat een lekker stuk ben je zo, je ziet er geweldig uit!', zei ik.
Hij schudde zijn wijze hoofd.

Toen het klaar was, ging de kappersmantel weer van hem af. Hij stond op en ik kreeg plotseling een lange, dikke knuffel.
Zie je wel, grote mooie pubers hebben soms nog een klein lief hart.
'Kom, we gaan mam'.
Graag.

zondag 21 december 2014

Donker en licht

Door de stille donkere nacht klonken 2 stemmen
ze kruisten de degens in een verhitte strijd

Vier het leven!’ riep de een
zijn stem rees en daalde terwijl hij sprak
Zie niet om naar het donkere, nog even en het ochtendgloren is te zien

De ander zweeg een ogenblik, maar antwoordde toen:
herrijzen uit het donker naar het licht, zeker
maar geen licht zonder donker
’.

Ach jij’, sprak de ene weer:
altijd zo somber, altijd grijs
en zijn stem schoot uit
ik zeg je wederom: vier het leven!’

De ander keek hem aan en zei:
‘vanwaar toch die drang om te vieren?
Tussen zwart en wit zijn vele tinten grijs
En zie om je heen, zelfs de nacht is zwart, diepzwart
’.

De eerste stem zuchtte diep.
Begrijp je het dan niet?
Zie verder dan het donker, straks begint het licht te spelen met de dag
het grijs zal verdwijnen, eerst zacht maar dan steeds sterker
tot juichend het overweldigende licht
’.

De ander bleef volhouden.
Zeker, de dag kent vele kleuren, maar ook de dag kent het zwart.
Wat valt er te vieren, als je weet dat het licht weer zal verdwijnen
in het donker van de nacht
’.

Zijn gespreksgenoot viel even stil.
Somberheid overviel hem.
Toen: ‘maar kijk nog eens om je heen, ook de nacht is niet zwart!
De schaduwen zijn te zien, ze zijn donker maar het licht van de maan en de sterren is helder.
Zelfs in de nacht is nog licht en helderheid
’.

De ander keek om zich heen.
Vele tinten grijs en zwart, ze blijven donker. De maan schijnt, maar met bleek licht.
De nacht is altijd de voorbode van de dag, van wat komen gaat
’.

De ene gaf het op.
Ik zal nu zwijgen, opdat je het feest van het licht niet zal missen.
Dát is de voorbode van de dag. Het licht zal altijd overwinnen
’.

De ander lachte schamper, maar zweeg.
Samen keken ze toe hoe het ochtendgloren aanbrak en de zon opkwam.

Maar plotseling werd de stilte doorbroken door een derde stem
die helder en luid sprak:
Uit het duister ben IK herrezen en daarom: vier het LEVEN!'

Monstera In The Saddle